1946

Douwe Wagenaar, voetballiefhebber, voorzitter en redacteur

De familie Wagenaar heeft van eind jaren dertig tot eind zestiger jaren een grote rol gespeeld in De omini-vereniging De Volewijckers. De mannen vooral bij het voetbal, de vrouwen bij handbal en atletiek. Van Els Wagenaar (dochter van Douwe Wagenaar en Ans Hiensch) kregen we een biografische schets over haar vader. Enigszins aangevuld door ons, luidt die nu.

Douwe Wagenaar (1909-1983)

Douwe kwam uit een gezin met vijf kinderen. Hij werd in de Goudsbloemstraat geboren en woonde tot 1921 voornamelijk in de Jordaan. Het gezin verhuisde in 1921 naar het Lupineplein in de nieuwbouw van de Van der Pekbuurt, vlakbij het Mosveld. Maar De Volewijckers zou daar pas in 1926 gaan voetballen. Wat was er mooier dan op het grote Lupineplein te voetballen.
Na de ULO ging hij Douwe op zijn veertiende jaar naar opleidingsschip Pollux dat in de Amsterdamse haven lag. Het was een soort zeevaart-kostschool: je sliep en at daar als leerling ook. Daar deed hij examen in november 1924. Tot september 1926 voer hij als matroos bij de K.N.S.M. Van september 1926 tot september 1929 studeerde hij voor voor zijn diploma 3de stuurman op de Zeevaartschool in Amsterdam. Hij werd aangenomen bij de Shell en vertrok naar Singapore voor ongeveer 5 jaren. In 1932 behaalde hij zijn 2de stuurman-diploma  in Batavia.
In 1936 was hij terug in Amsterdam en behaalde hij zijn diploma 1ste stuurman-diploma . De crisisjaren waren in volle gang en zeelui moesten wachten op hun beurt voor werk. Je kreeg zoveel vaardagen en dan moest je weer op je beurt wachten. Hij deed in die tijd andere dingen, zoals zich vol op het werk bij de Volewijckers gooien, haalde zijn wiskunde diploma en gaf les aan de Ambachtsschool in Edam. Hij werd Inspecteur bij Arbeid voor Onvolwaardigen. In 1935 werd voorzitter van De Volewijckers en schreef vanaf dat moment regelmatig stukjes in het maandblad De Volewijcker, ook over het stopperspil-suysteem dat hij in Engeland bij Arsenal had gezien. In 1939/40 wist hij de Engelse trainer Fred Pagnam zover te krijgen naarst zijn trainerschapo bij het Haarlemse H.F.C. één avond per week De Volewijckers te trainen. Voor de weg naar het landskampioenschap in 1944 was dat min of meer het startschot.

In 1936 was Douwe Wagenaar in de vergadering van de Nederlandse voetbalbond de man die de knuppel in het hoenderhok gooide: hij diende een motie in waarin het bestuur gevraagd werd het Nederlands elftal NIET naar de Nazi-Olympiade in Berlijn te laten gaan. Hitler gebruikte dat evenement als propaganda-instrument. Het initiatief kreeg landelijk bekendheid en veel steun, maar de N.V.B. legde de motie naast zich neer. Het werd De Volewijckers verboden deel te nemen aan de alternatieve Olympiade die de communistische Internationale in Barcelona wilde houden. Mede bestuurslid Idzerda ging wel naar Barcelona en maakte  vlak voor de opening de staatsgreep mee die de Spaanse burgeroorlog inluidde. Douwe beschreef zijn motieven in het clubblad vooral vanuit de historie van de Olympische steden waarin juist gelijkheid en broederschap voor allen centraal stond.

Douwe en mijn moeder (toen nog zijn verloofde) kochten een melk/kruidenierswinkel. Misschien was  die stap aangeraden door zijn broer Klaas die melkboer was. Melk was toen nog steeds volksvoedsel nummer 1, zodat de crisis op de melkhandel minder invloed had. Melk moest twee keer per dag aan de deur gebracht worden. Dat leven – hij de wijk in met zijn kar en zijn vrouw in de winkel – was niets voor Douwe. In 1939 werd hij door de Shell uitbesteed bij de Tank Kustvaart. Dat jaar trouwden mijn ouders (mijn moeder Ans Hiensch was de zuster van Gerda Hiensch, de vrouw van Gerben Wagenaar).

Een dag voor het uitbreken van de oorlog was Douwe’s  schip een van de laatste schepen die Rotterdam nog konden binnenvaren. In Mei 1940, als Schipper van een loodsboot heeft hij Goud en Regeringsdocumenten naar Harwich, Engeland gebracht vanuit Hoek van Holland. Ook was Douwe aan het begin van de oorlog kapitein op het Internationale Rode Kruis Hospitaal Kerkschip “de Hoop”. Maar in verband met mogelijke  spionage mochten ze niet meer de zee op. Van 1942-1944 werkte hij op het kantoor van het Rode Kruis in Den Haag.

En in al die jaren 1935-1945 was hij Voorzitter van de Volewijckers club. Het hoogtepunt was natuurlijk landskampioen in 1944. De hele familie Wagenaar/Hiensch was trouwens betrokken bij de Volewijckers. Gerben Wagenaar en zijn vrouw Gerda Wagenaar-Hiensch, Douwe Wagenaar en zijn vrouw Ans Wagenaar-Hiensch, Klaas Wagenaar (wiens zwager Herman Erbé later ook voorzitter was van de Volewijckers), Grietje (Gre) Lans-Wagenaar (als bestuurslid van de vrouwen atleten bij Volewijck).

Na de oorlog  verhuisden Douw en Ans (mijn ouders) mijn ouders naar het bovenhuis op Latherusstraat 1 (hoek Mosveld en prachtig uitzicht op het voetbalveld). Douwe zat direct ba de oorlog in allerlei Zuivering commissies die bijvoorbeeld moesten nagaan of bestuursleden van sportclubs en sportbonden terecht of onterecht beschuldigd werden van NSB-sympathieen, verraad of dienstverlening aan de Duitse terreur. Hij was ook Veiligheidsinspecteur bij de Scheepsbouw, maar de zee ging weer trekken…..dus in 1948 is hij weer gaan varen tot zijn pensioen in 1973.

In zijn 10 pensioenjaren heeft hij zich gegeven aan jeugd voetbal, als redacteur van het Clubblad van DWV en kunstschilderen in abstracte stijl. Ook als “Ingezonden stukken” schrijver stond hij bekend bij de Amsterdamse dagbladen. Met als topic meestal Politiek en Sport. De reden voor het overgaan naar DWV? Ik denk dat hij vond dat er geen plaats was voor hem bij Volewijck in 1973. Zijn broer Gerben en Douwe
hadden een breuk in hun verhouding met elkaar. Dit was vooral tussen Douwe en Gerda na de dood van mijn moeder in 1959. Dus Douwe was elke zaterdag en zondag te vinden op het DWV-terrein en hield zich bezig met het Clubblad.
In deze pensioen jaren woonde ik al in Canada en zag en hoorde alles van een afstand. Douwe was absoluut een anti-fascist en socialist, maar geen communist. In tegenstelling tot mijn moeder, zag hij dat niet zo zitten.
Maar hij droeg zijn steentje bij in de oorlog!

Over zijn jeugd schreef hij in augustus 1945 in het jubileumnummer van De Volewijcker:

Bij het Landskampioenschap van Nederland in 1944

Onmiddellijk na afloop van de 4-1 overwinning op Heerenveen klonk de Volewijckers-mars door het stadion en sprak voorzitter Douwe Wagenaar zijn mannen toe. In Het Volk werden woorden van Wagenaar aangehaald. Hij vertelt daarin dat hij het spelen in een W-formatie en het stopperspil zelf uit Engeland importeerde, waar hij Arsenal daarmee had zien spelen: een systeem waarmee je de verdediging versterkt, zonder de aanval te verzwakken. Door het systeem tien jaar consequent toe te passen, speelde De Volewijckers op dat moment beter dan enige andere ploeg in Nederland. Een andere pijler onder het kampioenschap was het vaste team uit de eigen jeugd voortkomend, waarmee de weg naar het kampioenschap afgelegd kon worden. En oefenen met de bal is niet belangrijker dan theoretische lessen en teamvorming. Aldus Douwe Wagenaar.

De Volewijckers in de oorlog
Hoe het kon dat vrijwel geen spelers van De Volewijckers werden opgeroepen voor de arbeidsdienst werd in het themanummer van Vrij Nederland door Douwe Wagenaar verklaard.  Hij zei: “Een lid van ons, Henk Smit, werkte op het arbeidsbureau. Als jongens van ons dreigden te worden opgeroepen voor de Arbeitseinsatz dan kon Smit ze in de kaartenbak naar achteren zetten, zodat we geen spelers hebben hoeven af te staan voor werk in Duitsland.”  Over een razzia voor de Arbeitseinsatz: “Bij die razzia (bij ADO in 1943-’44) zijn zo’n 200 man opgepakt, dat was vreselijk. Die razzia’s kwamen wel vaker voor. In de illegale pers werd je in die tijd gewaarschuwd voor het bezoeken van voetbalwedstrijden. Het kon gevaarlijk zijn in verband met razzia’s.” Over ongeregeldheden bij ADO-Volewijckers: “Een keer zijn een paar supporters van ons mee naar Den Haag gereisd met de vooropgezette bedoeling om een stel ADO-supporters van wie ze wisten dat ze NSB-er waren  in elkaar te slaan. Dat heeft geleid tot hevige vechtpartijen op de tribune. ” In de thuiswedstrijd tegen VUC liet Wagenaar de spelers in Oranje shirts uitkomen. Meteen na de wedstrijd werd ik afgevoerd. Ik moest mee naar de Euterpestraat, naar de SD. De volgende dag ben ik naar Utrecht vervoerd, maar na drie dagen kwam ik weer vrij.” “En dan de kampioenswedstrijd tegen Heerenveen. Toen hebben we de ballenjongens in oranje shirts laten lopen. De directeur van het Olympisch stadion, waar we onze wedstrijden in die tijd speelden, was er tegen.” Maar Wagenaar nam de volle verantwoordelijkheid op zich. “Een prachtig gezicht was dat, die twintig jongens in het oranje”. Op de vraag waarom de sport zo plichtsgetrouw aan de hand van de bezetter meeliep, antwoordde Douwe Wagenaar: “Jullie moeten de sport in de eerste plaats vanuit de tijd beoordelen. En dan zie je dat sport de enige afleiding voor de mensen betekende. De sport vormde de enige mogelijkheid om je te uiten, elkaar te spreken. Er was weinig vermaak en het voetballen gaf die zo nodige afleiding. Wij als club hebben niet veel last van de Duitsers gehad. Het enige dat we moesten doen was kaarten afstaan aan de Wehrmacht. Die eiste voor iedere wedstrijd tegen betaling driehonderd kaarten op. Protesteren had geen zin, want dan werd er niet gevoetbald.”
Op de foto rechtswordt het bestuur van De Volewijckers gefeliciteerd door de in de oorlog ‘foute’ burgemeester Voute.

Douwe Wagenaar, kort na de oorlog terugkijkend
 

 

Foto

Collectie: Delpher

link naar bron