1980. De hervormde kerk van Buiksloot

Buiksloot. De hervormde kerk van Buiksloot, gezien uit het zuiden, met rechts wipmolen De Zwaluw. Vervaardigd door Winter, Hendrik de (1717-1790). Techniek: pen en penseel in grijs; de bijbehorende tekst: pen in bruin. De tekst bestaat uit gedeelten van de plaatsbeschrijving uit de “Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden […]”, deel 8, Amsterdam 1750, pp. 553-554. Techniek: potlood, pen en penseel in grijs; kader in grijs.

Tekst:
“Buiksloot van ouds wel Boeksloot genaamt, legt mede aan den Waterlandsche zeedijk tuschen Nieuwendam en den Oostzaner Overtoom of liever Kadoelen. Dit Dorp behoort onder het tijdelijk rechtsgebied van Schellingwoude, Buiksloot is een welvarende Plaats, en bijzonderlijk toegenomen nadat aldaar volgens oktrooij van ’s Lands Staaten gedagtekend de 5 Junij de 1660 De Doorvaart van Amsterdam naar de Steden Hoorn, Edam, Monnikendam en Purmerende vastgesteld was, in den Dijk te Buiksloot legt een schone Sluis die in den Jaare 1726 vernieuwd is, en in den Jaare 1744 is er een groote Steenen Sluis gelegd, de Huizen zijn meest op den Binnekant des Dijks gebouwd,  Buiksloot heeft een vrij ruime Hooge Kerk maar van geen groote Ouderdom, zij staat een weinig Landwaarts in,  men heeft hier ook eenige Buitenplaatzjes, hier wonen die zig met de Landbouw geneerenook veele zeevarende Luiden en verscheide Koopluiden, in de Ban van Buijksloot is een Traankookerij, onder Buiksloot behoort een stuk buitendijks Land, in ’t gemeen de Voolwijk ofwel Voogelwijk genaamt, het komt voor een gedeelte de Stad Amsterdam toe, welke Gemachtigen neevens Heemraden van Waterland den Schouw over deezen uijthoek doen, door deeze Streek Lands is een gegraven vaart op Buiksloot en de Doortocht op Noordholland, al vroeg proefde het de Smaak der Reformatie en is in den Jaare 1566 door Jan Arends en Pieter Gabriel  daartoe onderweezen, dosch eerst zedert ’t Jaar 1582 door Pieter Jacobs, Predikant tot Purmerland vast bediend nevens Landsmeer., het was van ’t Jaar 1627 tot 1658 gevoegd met Nieuwendam, dog zedert daar van afgescheiden, heeft het zijn eigen Leeraar behouden”.